29 juli 2007

De Slag aan de IJzer
(18 - 31 oktober 1914)

Wat voorafging

Op 3 augustus 1914 verklaart Duitsland de oorlog aan Frankrijk. De Duitsers wilden met een zwenkbeweging door België de linker flank van de Fransen omvatten om zo dit leger in de tang te nemen (Moltke plan). Duitsland eiste quasi van het neutrale België de toestemming voor een vrije doortocht daar het zich zogezegd bedreigd voelde door een Franse invasie via België. Na de Belgische weigering werd op ' augustus 1914 eveneens aan ons land de oorlog verklaard en nog dezelfde dag valt Duitsland België binnen.
Z.M. Koning Albert I was kort voordien nog aanwezig bij 'zijn' Duits regiment dat onder leiding stond van Generaal von Emmich. Het was uitgerekend dit regiment dat als eerste de grens zou overschrijden en het was von Emmich die de aanval leidde. Luik werd reeds op 7 augustus bezet en op 20 augustus was het de beurt aan Brussel. Op 9 oktober valt de vesting Antwerpen en wat nog rest van het Belgisch leger trekt zich, samen met Britse marinefuseliers, terug op de IJzer, de laatste natuurlijke hindernis waarop nog weerstand kon geboden worden. Koning Albert I slaat zijn hoofdkwartier op te Veurne. Zijn dwingende boodschap tot het leger is dat dit laatste stukje vrij België koste wat kost moest verdedigd worden, niet enkel om dit deel van het land van Duitsers te vrijwaren, maar ook omdat in de 'wedloop naar zee' dit gedeelte van het Westelijk front van cruciaal belang was. Indien het leger deze opdracht had verknald lag voor de Duitsers de weg open naar de havens van Dunkerque, Calais en Boulogne, de voor de Britten belangrijkste aanvoerhavens nadat Oostende en Zeebrugge in Duitse handen waren gevallen. Terreinstudie van de IJzervlakte tussen Nieuwpoort en Diksmuide Het landschap tussen Nieuwpoort en Diksmuide wordt, buiten een tot 20 meter hoge duinengordel langs de kust, gekenmerkt door zijn zeer geringe hoogte, tussen - 1 meter bij hoogtij en + 4 meter bij laagtij. De streek wordt doorkruist door een wirwar van waterlopen, afwateringskanalen en beken die, samen met het sluizencomplex van Nieuwpoort (Ganzenpoot) ervoor moet zorgen dat: deze vlakte bij hoogtij niet onder water loopt, het water afkomstig uit de heuvels rond Ieper via de IJzer vlot kan worden afgevoerd, de waterstand in de kanalen en de IJzer voldoende hoog kan gehouden worden om de binnenscheepvaart mogelijk te houden.
De spoorlijn tussen Nieuwpoort en Diksmuide loopt praktisch over de ganse lengte op een verhoogde berm die gemiddeld 3 meter boven zeeniveau uitsteekt. De IJzer, met een gemiddelde breedte van 20 meter, stroomt te Oosten van deze kunstmatige berm en heeft op beide oevers een dijk die 2 meter hoger is dan het omgevende landschap.

Er zijn drie belangrijke bruggen over deze rivier:
de Uniebrug in het Noorden tussen St-Joris en Mannekensvere. de brug te Schoorbakke, juist ten Noorden van de bocht van Tervate, die Pervijse met Schore verbindt, de brug ter hoogte van Tervate in het Zuidelijk deel van de gelijknamige bocht die een verbinding naar Keiem toelaat.



Tervaetebrug anno 2007

Dit terreingedeelte met in het Noorden Nieuwpoort, in het oosten de IJzer, in het Zuiden Diksmuide en in het Westen de spoorlijn Nieuwpoort - Diksmuide wordt als het ware van Noord naar Zuid doorkruist door de Grote Bevervaartdijk die via het sluizencomplex te Nieuwpoort aansluit op de Noordvaart.




Het verloop van de slag



Toestand half oktober 1914






  • Getalsterkten

    - Belgen : +/- 75.000 waarvan 52.000 infanteristen en 5.000 cavaleristen
    - Fransen : +/- 6.000 marinefuseliers onder bevel van admiraal Ronarc'h
    - Duitsers : +/_ 100.000 infanteristen


  • Geallieerd front
    - Voorlinie : Westende, St.-Pieters-Kapelle, Leke, Vladslo
    - Voorposten : Lombardsijde, Mannekensvere, Schore, Keiem en Beerst
    - Bruggenhoofden over de IJzer: Nieuwpoort, Schoorbakke en Diksmuide


  • Geallieerde opstelling :
    Vanaf de Noordzee tot Noord van Diksmuide: 2 Belgische Divisie (Generaal Dossin), 1 Belgische Divisie (Generaal Baix) en 4 Belgische Divisie (Generaal Michel)
    In bruggenhoofd Diksmuide: Franse Marinefuseliers en 3 Belgische Divisie (- 2 brigades)
    Vanaf het Zuiden van Diksmuide tot Fort Knokke: 5 Belgische Divisie (Generaal Guiette), vanaf 18/10/14 (Generaal Scheere)
    Langs kanaal Ieper-IJzer tot Boezinge: 6 Belgische Divisie (Generaal Lantonnois)
    Ten Zuiden van het bos van Houthulst: 1 Belgische Cavaleriedivisie (Generaal De Witte) en Frans Cavaleriecorps (Generaal De Mitry)


  • In reserve: Resterende twee brigades van de 3 Divisie in Lampernisse en 2 Belgische Cavaleriedivisie (Generaal De Monge) te Nieuwpoort.


  • Doel van de Duitsers : De kanaalhavens veroveren om de ravitaillering aan troepen en materieel uit Groot-Brittannië te beletten. Het objectief is de IJzer over te steken te Nieuwpoort of Diksmuide of via de drie tussenliggende bruggen (Uniebrug, Schoorbakkebrug en Tervatebrug)

De Uniebrug anno 2007



Gebeurtenissen net voor de slag


16 oktober 1914


Diksmuide wordt beschoten en aangevallen. De aanval wordt door de Franse Marinefuseliers met Belgische steun afgeweerd.


17 oktober 1914


Kalme dag. De 5 Divisie gaat in reserve te Lampernisse en wordt afgelost door de 89 Franse Territoriale Divisie. De twee resterende brigades van de 3 Belgische Divisie verplaatsen zich naar Avekapelle (in versterking van Admiraal Ronarch)



De slag


18 oktober 1914


Start van een algemene Duitse aanval vanaf La Bassée (tussen Armentières en Arras) tot aan de kust (= aanval op Ieperboog en IJzerfront). Keiem, Schore en Mannekensvere worden onder de voet gelopen. Beerst houdt stand. Lombardsijde wordt niet ingenomen. Het Belgisch leger dat niet over zware artillerie met verre dracht beschikt wordt van op zee gesteund door de artillerie van een Brits eskader. De 6 Belgische Divisie mag haar sector verlaten en wordt afgelost door Britse en Franse cavalerie. Hierdoor wordt de Belgische sector ingekort vanaf de kust tot Fort Knokke, zijnde 28 km i.p.v. de oorspronkelijk 40 km.

19 oktober 1914


De voorpost te Beerst wordt 's morgens door de Duitsers veroverd maar 's avonds, met de hulp van de 3 Divisie heroverd door de Franse Marinefuseliers. St.-Joris wordt door de Duitse infanterie bestormd. Daarbij wordt de Uniebrug door een explosie vernield. Mannekensvere wordt ontruimd en de Belgen trekken zich terug op de linker IJzeroever. De Tervatebrug wordt door de Belgen opgeblazen. In het bruggenhoofd Diksmuide worden de Franse Marinefuseliers afgelost door eenheden van de 3 Belgische Divisie. Lombardsijde wordt tweemaal tevergeefs door de Duitse infanterie bestormd en Nieuwpoort wordt hevig beschoten.




20 oktober 1914




Lombardsijde wordt door de Duitsers ingenomen en de 2 Belgische Divisie trekt zich 600 meter terug in de richting van de havengeul, maar blijft op de rechter IJzeroever. Vanuit het Praetbos (momenteel bevindt zich hier de Duitse militaire begraafplaats van Vladslo) wordt Diksmuide met zware artillerie bestookt. De Belgische Brigade (Generaal Meiser) van de 3 Divisie leidt hierdoor, samen met de afgeloste Franse Marinefuseliers, zware verliezen. In de namiddag bestormen de Duitsers tevergeefs Diksmuide.




21 oktober 1914




De volledige Belgische sector ligt onder zwaar artillerievuur. Diksmuide en de bruggenhoofden van Tervate en Schoorbakke worden door de Duitse infanterie bestormd. De geallieerden houden echter stand. Generaal Dossin (2 Div) beveelt een eerste onderwaterzetting via de Kreek van Nieuwendamme waardoor een gebied tussen de rechter IJzeroever en het kanaal van Plassendale wordt geïnundeerd. Het effect hiervan blijft echter beperkt tot een zeer klein gedeelte van het IJzerfront. Gelukkig zagen de Duitsers het belang van het hydrologisch complex niet in. De Belgische sector wordt nogmaals ingekort tot St.-Jacobs-Kapelle (front van 23 km)




22 oktober 1914




Drie Duitse infanteriebataljons steken met vlotten de IJzer over en kunnen zo quasi de ganse bocht van Tervate bezetten. De frontlijn schuift op die plaats 600 m achteruit. Diksmuide wordt voortdurend door Duitse artillerie bestookt.




23 oktober 1914




De laatste brug over de IJzer te Schoorbakke wordt opgeblazen. De 42 Franse Divisie (Generaal Grossetti) komt de Belgen ter hulp, deels te Nieuwpoort en deels (maar te laat) aan de bocht van Tervate. Tervate, Stuivekenskerke en de Vicognehoeve worden door de Duitsers veroverd.
De Belgen trekken zich terug achter de Noordvaart, Beverdijk, Reigersvliet en Oud-Stuivekenskerke. De Duitse 6 en 44 Divisie bevinden zich reeds op de linkeroever van de IJzer.
Diksmuide ligt nog steeds onder zwaar artillerievuur en krijgt eveneens twee infanterieaanvallen te verduren. De Fransen kunnen een stuk oprukken ter hoogte van Nieuwpoort.




24 oktober 1914




In de bocht van Tervate brengen de Duitsers steeds meer manschappen en materieel over de IJzer. De Belgen wijken er verder achteruit. Diksmuide blijft ondanks zware infanterie- en artillerieaanvallen in geallieerde handen.




25 oktober 1914



Het Belgisch leger treft voorbereidingen om zich achter de spoorwegberm Nieuwpoort - Diksmuide terug te trekken en het gebied tussen de spoorlijn en de IJzer te inunderen. Deze berm, die zich (toen) bij eb op ongeveer 3,5 meter boven zeeniveau bevindt, biedt een overzicht over het zo goed als volledig vlak terrein en daar de spoorlijn in een rechte lijn verloopt bestaat er geen gevaar voor vijandelijk zijdelings vuur (enfiladevuur) zoals dit wel het geval was in de bocht van Tervate. Om het gebied onder water te kunnen zetten moeten 23 doorgangen onder de spoorwegberm worden gedicht. De sluizen in Nieuwpoort liggen in niemandsland en daarom beslist men om voor de onderwaterzetting gebruik te maken van het Veurnesas (ook Kattesas genoemd) gelegen op 900 meter van het sluizencomplex. De bruggenhoofden Nieuwpoort en Diksmuide blijven in geallieerde handen.



26 oktober 1914



De Belgische brigade Meiser wordt te Diksmuide vervangen door twee Senegalese bataljons en één bataljon van de 5 Belgische Divisie. Delen van de 1 en 2 Divisie trekken zich terug achter de spoorwegberm. In de nacht van 26 op 27 oktober mislukt een eerste poging tot onderwaterzetting. Een Duitse doorbraak in de Belgische sector wordt steeds dreigender.



27 oktober 1914



De Duitse infanterie infiltreert tussen Stuivekenskerke en Oud-Stuivekenskerke. Tijdens de nacht van 27 op 28 oktober lukt het om de sluispoorten open te houden maar door de beperkte opening stroomt er te weinig water in de vlakte.



28 oktober 1914



Een relatief rustige dag.



29 oktober 1914



Diksmuide wordt opnieuw langdurig bestookt. Op advies van de opzichter van de Noordwatering, Karel Cogge, wordt beslist om toch, ondanks de gevaarlijke ligging van het sluizencomplex in niemandsland, de overlaat op het kanaal Veurne-Ambacht te openen. De Nieuwpoortse schipper Hendrik Geeraert slaagt er, samen met geniesoldaten onder leiding van luitenant Umé, in om onopgemerkt de poorten te openen. Vier uren later, bij eb, sluit men de poorten opnieuw. Op deze manier stromen ongeveer 700.000 m³ water in de polder tussen IJzer en spoorwegberm. Om het waterpeil te verhogen en te onderhouden zullen deze operaties gedurende vier jaar herhaald.



30 oktober 1914



De Duitsers vallen aan over de hele lengte van het IJzerfront. Ramskapelle en het station van Pervijze worden door de Duitsers veroverd. Ramskapelle wordt gedeeltelijk door Franse koloniale troepen uit Algerije heroverd. Ondertussen stijgt het water ten Oosten van de spoorlijn over een breedte van zo'n twee kilometer.



31 oktober 1914



Door het stijgende water moeten de Duitsers hun stellingen tussen IJzer en spoorwegberm verlaten. Hierbij moeten ze veel materieel, waaronder artilleriestukken achterlaten. De slag aan de IJzer is gestreden.- Verscheidene weerstandnesten langs de linkeroever, die boven het waterpeil uitsteken, worden nog door de Duitsers gehouden evenals er ook verscheidene voorposten op dezelfde wijze worden bezet.






Bronnen




Voor de totstandkoming van deze pagina werd, buiten de naslagwerken hierna vermeld, eveneens beroep gedaan op talrijke originele stafkaarten, veldbezoeken rond Ieper, IJzerstreek, Verdun, Elzas-Lotharingen, Noord-Frankrijk, Slovenië, diverse museabezoeken in binnen- en buitenland en kon ik o.a. putten uit de cursus krijgsgeschiedenis gegeven aan de Voorbereidingsschool tot de Graad van Onderluitenant te Laken (1971-1974), de lessenreeks "Van Sarajevo tot de Vrede van Versailles" gegeven te Ieper door Professor Romain van Eenoo en de gidsencursus van de West Vlaamse Gidsenkring Ieper Poperinge - Westland in 1995
Bibliografie
ANDRIESSEN J. H. J., De Eerste Wereldoorlog in foto's, Rebo Productions, Lisse, 2002
ASTORRI A. en SALVADORI P., Storia illustrata della Prima Guerra Mondiale, Giunti Gruppo Editorale, Firenze, 1999
Benson H., The Empire's Greatest War Memorial, The Ypres Times, Vol. 3 N° 6 - April 1927
BUFFETAUT Y., The 1917 Spring Offensives, Arras, Vimy, Le Chemin des Dames, Histoire & Collections, 1997
CAVE N., Ypres - Hill 60, Battleground Europe, Pen & Sword Books Ltd. - South Yorkshire, 1998
CAVE N., Ypres, Messines Ridge, Battleground Europe, Pen & Sword Books Ltd. - South Yorkshire, 1998
CAVE N., Ypres, Passchendaele The fight for the village, Battleground Europe, Pen & Sword Books Ltd. - South Yorkshire, 1997
CAVE N., Ypres, Sanctuary Wood & Hooge, Battleground Europe, Pen & Sword Books Ltd. - South Yorkshire, 1995
CHASSEAUD P., Topography of Armageddon - A British Trench Map Atlas of the Western Front, Mapbooks, 1991
CHIELENS P. & PUTKOWSKI J., Unquiet graves, F. Boutle Publishers, London, 2000
CHURCHILL W., Mémoires, Tôme I, Ed. Sphinx, Brussel, 1951
Coate L. D. , Ypres 1914 - 1918, Active learning in humanities, Delta Press, Sussex (UK)
COOMBS R., MBE, Before Endeavours Fade - A guide to the battlefields of the First World War, London, 1994
CUVELIER J., La Belgique et la geurre, Tôme II, l'Invasion Allemande, Ed. Bertels, Bruxelles, 1921
DEBAEKE S., Het drama van de dodengang, De Klaproos, Koksijde, 1998
DE CIVRIEUX, Cdt, La Grande Guerre 1914-1918 - Aperçu d' histoire militaire, Payot, 1923
DESEYNE A., Oorlog in de Ieperboog, cursus voor gidsen in de 'Ypres Salient', Zonnebeke, 1987
DE VOS L., De Eerste Wereldoorlog, Davidsfonds, Leuven, 1996
Evans M., Ieper, Pitkin-gids, Pitkin Pictorial Ltd. 1992
HEIJSTER R., Een bezoek aan Verdun - Breuklijn der beschaving, Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk, 1995
HEIJSTER R., Mysterie 14/18--De Eerste Wereldoorlog onverklaard, Lannoo Tielt, 2000
HEIJSTER R., Krieg - Het martyrium van 14/18 door Duitse ogen, Lannoo Tielt, 2006
HOLMES R., Landschlachten der Weltgeschichte, Octopus Books Ltd., 1976
Lampaert R., Modder voor het Vaderland - De ongrijpbare stad - Ypres Salient 14/18, Lannoo - Tielt, 1987
LAMPAERT R., Vuur en gas in de loopgraven - Stellingenoorlog in Vlaanderen 1915-16, Uitgeverij De Krijger, Erpe
LYR R., Onze Helden Gestorven voor het Vaderland - België's Epische Strijd van 1914 tot 1918, Société Anonyme Belge d'Imprimerie, 1922
McCARTHY C., The Third Ypres - Passchendaele - The day-by-day account, Arms and Armour Press - London, 1995
PIEN P., La médecine sur le front belge durant la Première Guerre mondiale...Mémoire de fin d'études, Louvain-la-Neuve, 2005
PREEBEN KANNIK, Uniformen in Farben, Universtäts Verlag, Berlijn, 1967
REED P., Battleground Europe - Walking the Salient, Pen & Sword Books Ltd. - South Yorkshire, 1999
RENCY G., La Belgique et la guerre, Tôme I, La vie matérielle de la Belgique durant la Guerre Mondiale, Ed. Bertels, 1920
SANTEN von, Hauptmann, Die Champagne-Herbstschlacht 1915, Armee-Oberkommando 3, Berlin und Leipzig, 1916
SCHAUMANN, G. & W., Unterwegs zwischen Save und Soca, Hermagoras/Mohorjeva, 2002
Schepens L., 14/18 Een oorlog in Vlaanderen, Lannoo - Tielt, 1984
SIMIC M., Auf den Spuren der Isonzofront, Ljubljana, 1996
SPAGNOLY T. & SMITH T., Salient Points - Cameos of the Western Front - Ypres Sector 14-18, Pen & Sword Books Ltd., South Yorkshire, 1993
SVOLJSAK P., Die Isonzofront, Delo Tiskarna, Ljubljana, 2002
TASNIER Lt-Col & VAN OVERSTRAETEN R. Maj, La Belgique et la guerre, Ed. Bertels, Tôme III, Les Opération Militaires, ED. Bertels, 1923
TERRAINE J., The Great War 1914-1918, A Pictorial History, The Macmillan Company, New York, 1965
UREEL L., De kleine mens in de Grote Oorlog, Lannoo, Tielt, 1984
WICART F. A. L., Verdun - Visions de guerre 1914-1918, Editions Mage, Le Blanc Mesnil
WILLMOTT H.P.,First World War,Dorling Kindersley Ltd, London, 2003
WINTER J. M., The Experience of World War I, Andromeda Oxford Ltd, 1988
Diverse uitgaven
14 - 18, De Eerste Wereldoorlog, Amsterdam Boek b.v. - 1975
1914 - Histoire Illustrée de le Guerre du Droit, Lib. A. Quillet, Paris, 1916
De briefwisseling van de Belgen gedurende de Eerste Wereldoorlog, Algemeen Rijksarchief, Brussel, 1999
In het spoor van '14 - '18, Cultuurtoeristische brochures, Provincie West-Vlaanderen
Introduction to the Register of the Ypres (Menin Gate) and Tyne Cot, Passchendaele, Memorials - Belgium (London - 1927)
Kroniek van de 20ste eeuw, Elsevier, Amsterdam, 1985
La France Héroïque et ses Alliés, Librairie Larousse, Paris
Poems of the Great War 1914-1918, Penguin Books, London, 1998
Rudolf Lange, Oorlogsgetuige, verscheiden auteurs, IFFM en Provincie West-Vlaanderen, 2004
Sesam Atlas bij de wereldgeschiedenis, Van Walraven B.V., Apeldoorn
The Ypres Times, Vol. 1 N° 8, - July 1923
WOI - Cursus Interreg 1995 - West Vlaamse Gidsenkring Ieper - Poperinge - Westland




DE IJZER: EEN KLEINE STROOM MET EEN GROOT VERLEDEN
Water nr. 97 - november/december 1997 233




T. PROVOOST


Geograaf-planoloog West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd v.z.w.


THE YSER : A SMALL STREAM WITH A GREAT HISTORY

The Yser is the only river on Belgian soil to flow into the North Sea.
The stream which is 78 kilometres long, takes its rise on a height of 35 metres nearby Haene Berg in Lederzeele in the north of France (department Nord). It winds along the edge of the flat West-Flemish polder-land towards its mouth in Nieuwpoort. The Yser drains a hilly area of approximately.116 km², of which about one third is situated in France. Its upper course has taken quite a long time to develop and mainly preserved its natural character. The formation of the lower course dates from more recent times and has been greatly modeled by human influence. Embankments, canalization and consolidation of the banks determine the actual course of the Yser. The fall of the river is moderate. Nevertheless, the capacity of the river-bed is restricted. During heavy or lasting rainfall the marshy land on the right bank gets flooded. Besides its role as frontline during World War I, the Yser is notorious for its wintry floods. The production of drinking-water, nature-preservation and aquatic recreation are new functions for this small but fascinating river.




INLEIDING

De IJzer is de enige rivier die op Belgisch grondgebied in de Noordzee uitmondt. De 78 km lange stroom ontspringt nabij de Haeneberg (35 m) in het Noord-Franse Lederzeele en slingert zich langs de rand van het West-Vlaamse polderlandschap naar haar monding in Nieuwpoort. De IJzer verzamelt het water van een gebied van ruim 1.100 km², begrensd door de polders in het noorden en een getuigenheuvelrij in het zuiden. Het verval is vrij gering en ook het debiet is eerder bescheiden. De bergingscapaciteit van de rivier is bij grote neerslag onvoldoende, waardoor de IJzer regelmatig buiten haar oevers treedt. De broeken of boezemlanden langs de rechteroever vormen dan tijdelijk een natuurlijk wachtbekken. De ontstaansgeschiedenis van bekken en stroom is lang en complex en leert ons meer over de vorming van het landschap in de kuststreek.

1. NAAMVORMING

Over de etymologische achtergrond van de riviernaam IJzer bestaat enige discussie. Volgens sommige auteurs heeft de naam ‘IJzer’ een zeer oude, Keltische oorsprong. De oudste vermelding komt voor in een oorkonde van 840: ‘In sinum qui vocatur Isere Portus’. In de volgende driehonderd jaar duiken tientallen varianten op: Isera (867), Iserae (893), Isere (961), saram (1091), Ysara (1183). Het achtervoegsel ‘a’ in de diverse vormen staat voor ‘water’, zoals in Aa in Noord-Frankrijk en ‘A’ in de provincies Antwerpen en Noord-Brabant. Het eerste gedeelte, ‘Yser’, ‘Ysar’, zou in het Oud-Keltisch ‘klaar’ of ‘helder’ betekenen. Deze stam is terug te vinden in meerdere Europese riviernamen, zoals in Isère (bijrivier van de Rhône), in Isar (bijrivier van de Donau) en in Iser (bijrivier van de Elbe). Bepaalde etymologen menen dat de naamgeving Isera teruggaat tot 5 à 6.000 jaar geleden en een adjectief is dat ‘vuurkleurig, rood of bruin’ zou betekenen, verwijzend naar ijzerhoudende zandsteen. De eerste vermelding van de rivier in een Nederlandstalige tekst dateert uit 1303: ‘den Ysere’. In 1818 verschijnt voor het eerst de naam ‘IJzer’.

2. BEKEN EN BEKKEN

De IJzer staat samen met een groot aantal zijbeken in voor de afwatering van een oppervlakte van 1.116 km², waarvan 390 km² polders en 726 km² heuvelachtig zandleemen leemgebied. Ongeveer een derde van het IJzerbekken ligt in Frankrijk, in het noordelijke deel van het Département du Nord. De grootste oppervlakte strekt zich uit in de westelijke hoek van de provincie West- Vlaanderen. Het IJzerbekken is in het westen gescheiden van het bekken van de Hem door de depressie van de Aa nabij Watten. Ten oosten van de benedenloop van de Aa komen enkele heuvels voor die tot 70 meter hoogte reiken: de Wattenberg (72 m), de heuvel van het bos van Ham (71 m) en de Haeneberg (41 m). De Galgberg (62 m) en de hoogte van Merckeghem (57 m) maken deel uit van de waterscheiding IJzer-polders. Het zuidelijk deel van het plateau van Izenberge (boven de 5 m-hoogtelijn) watert naar de IJzer af. Ten zuiden wordt het IJzerbekken gescheiden van dat van de Leie door een keten van heuvels, lopende van Watten tot Torhout. Het betreft hier onder meer de Casselberg (170 m), de Catsberg (168 m), de Zwarteberg (150 m), de Rodeberg (140 m), de Scherpeberg (125 m), de Kemmelberg (156 m) en de hoogten van Wijtschate (84 m), Hollebeke (54 m), Zandvoorde, Beselare, Westrozebeke en Hooglede (50 m). De oostelijke helft van het IJzerbekken daarentegen, is niet volledig natuurlijk begrensd. Stroomafwaarts Fintele is de linkeroever van de IJzer bedijkt (dijk van Veurne-Ambacht). De poldergronden achter de dijk zijn dus beschermd tegen overstromingen. Maar door hun lage ligging (polders liggen per definitie onder de 5 m-hoogtelijn) en door het vlak karakter van de polders kunnen ze niet gravitair (door de zwaartekracht) naar zee afwateren. Om de natte gronden voor bewoning en landbouw geschikt te maken, moet het overtollige water dus op een kunstmatige manier verwijderd worden. Die belangrijke opdracht wordt reeds sedert de 11de eeuw toevertrouwd aan de Polders en Wateringen. Tot in de 18de eeuw werd het overtollige water van de polders overgeslagen in de bevaarbare waterwegen. De scheepvaart werd hierdoor om de haverklap geconfronteerd met scherpe debietschommelingen en sterke stromingen. Vanaf de 18de - 19de eeuw werd daarom een volledig onafhankelijk afwateringsstelsel uitgebouwd. Thans verzamelt een aantal trekgrachten, vaarten en geleden het water van de polders en voert het naar afvoerstuwen en pompstations in de achterhaven van Nieuwpoort. Stroomafwaarts van Diksmuide mondt geen enkele waterloop nog rechtstreeks in de IJzer uit. De rivier zit er ingekapseld tussen twee dijken. Een meer uitgesproken reliëf in het zuidelijk deel en de bedijking van de linker benedenhelft van de IJzer verklaren de asymmetrische (nier)vorm van het IJzerbekken, dat vooral langs de rechteroever sterk ontwikkeld is. De voornaamste zijbeken van de IJzer op Frans grondgebied zijn de Peene Becque en de Heidebeek, die in de omgeving van Haringe de landsgrens vormt. Aan Belgische zijde monden de Poperingevaart, de Kemmelbeek, de Ieperlee en de Handzamevaart in de IJzer uit. De voeding van de beken en rivieren van het IJzerbekken gebeurt in hoofdzaak door neerslagwater dat rechtstreeks als oppervlakkig afstromend water, of na insijpeling in de bodem, zijn weg naar de waterlopen vindt. Ook een aantal bronnen in de West- Vlaamse Heuvelstreek voeden het stelsel.

3. IDENTITEITSKAART VAN DE IJZER





De IJzer heeft een totale lengte van ongeveer 78 km, waarvan 41 km op Belgisch grondgebied. In het brongebied is de rivier nauwelijks enkele decimeter breed en ligt diep ingesneden in het maaiveld. Het verval schommelt rond 1,5 meter per kilometer. Nabij de grens is de IJzer bijna 10 meter breed en ziet er als een volwaardige stroom uit. Verder stroomafwaarts daalt het verval tot 0,1 meter per kilometer, wordt de rivier steeds breder en de vallei uitgestrekter en wijder. Het verval van de beken van het IJzerbekken volstaat in principe om een doeltreffende afwatering te verzekeren. De belangrijke afname van het verval van de IJzer op Belgisch grondgebied ten opzichte van stroomopwaarts gelegen gedeelten zorgt voor een vertraging van de afvoer. Bij hevige of aanhoudende regenval kan de IJzer de toenemende watermassa niet slikken. De laaggelegen boezemlanden of broeken langs de onbedijkte rechteroever tussen Vleteren en Diksmuide fungeren dan als natuurlijk wachtbekken. Een kunstmatig bufferbekken bij de monding van de IJzer in Sint-Joris (Nieuwpoort) garandeert in principe een vlotte waterafvoer, ook wanneer bij vloed de sluisdeuren in de achterhaven gesloten zijn. Het debiet van de IJzer is over het algemeen vrij laag en bedraagt gemiddeld 1,44 m³/s. Overstromingen zijn een bijna jaarlijks terugkerend gegeven in de IJzer- en de Handzamevallei, en dit reeds eeuwenlang. Daarom zijn de overstroombare gebieden langsheen de IJzer nauwelijks bewoond en vindt men er vooral hooiland. In de voorbije 10 jaar waren de overstromingen opvallend groter. In januari 1988 stond in de IJzervlakte ongeveer 3.350 ha land blank. In de kerstperiode van 1993 bereikte de IJzer, na een periode van overvloedige neerslag, een recordpeil. Stroomopwaarts van Diksmuide stond 7.000 ha onder water. Wegen en huizen liepen onder, het drinkwaterproductiecentrum van De Blankaart moest met zandzakken worden beschermd. De hoge waterstand van 1993 werd in januari 1995 bijna geëvenaard. Het waterpeil van de IJzer wordt zoveel mogelijk gehandhaafd op + 3,14 m T.A.W. (Tweede Algemene Waterpassing), het zogenaamde normale peil. Overtollig water kan worden afgevoerd via de Fintelesluis naar de Lovaart en via de Iepersluis te Nieuwpoort naar de Noordzee. Een gecontroleerd waterpeil is van belang voor de scheepvaart (thans vooral pleziervaart), de bevloeiing van landbouw- en natuurgebieden en de aanleg van waterreserves voor de drinkwatervoorziening. Snelle en grote debietwisselingen hebben de scheepvaart op de IJzer reeds bijna 1.000 jaar parten gespeeld. De bestendige aanvoer van grote hoeveelheden bodemmateriaal uit de zandleem- en de leemstreek noodzaakt het regelmatig baggeren van de rivier. Met het verdwijnen van de handelsvaart op de IJzer heeft de discussie van de waterpeilen zich verlegt naar landbouw- en natuurmiddens. Terwijl de landbouw pleit voor een verlaging van het waterpeil om de wei- en hooilanden beter toegankelijk te houden en overstromingsgevaar te vermijden, streven natuur- en milieu- organisaties naar het handhaven van het waterpeil om verdroging en daarmee samen- hangende wijzigingen in fauna en flora tegen te gaan. De IJzer is de enige rivier die op Belgisch grondgebied in zee uitmondt. Zijn monding in de Noordzee wordt gevormd door een estuarium. Dit betekent dat de mariene invloed (zout water, getijden) tot ongeveer 2 kilometer landinwaarts, meer bepaald tot aan het Ganzepoot-sluizencomplex, voelbaar is. Naast het Zwin en de door de mens gegraven havengeulen van Blankenberge, Zeebrugge en Oostende, is het IJzerestuarium de enige opening naar zee in de door duinen afgesloten kustlijn tussen Duinkerke en de Westerschelde.



4. EEN BRON VAN DISCUSSIE


Wie op zoek gaat naar de bron van de IJzer, keert ontgoocheld terug. De oorsprong van de IJzer is immers niet als één punt op het terrein aanwijsbaar. De literatuur blijft zeer vaag over de bron van de IJzer of situeert ze telkens weer op een andere plaats. Net zoals de meeste andere rivieren ontstaat de IJzer uit een samenvloeiing van meerdere kleine beekjes. Het brongebied van de IJzer bevindt zich een tiental kilometer ten noorden van Saint-Omer in Frankrijk. Het IJzerbekken loopt er uit in een amfitheatervorm. Een ondoordringbare kleilaag zorgt ervoor dat het neerslagwater niet diep in de ondergrond kan doordringen. Veel water stroomt gewoon oppervlakkig af. Water dat toch in de bodem percolleert, komt vaak spontaan weer aan de oppervlakte als bron of in een drassige weide. Er vormen zich beekjes die zich groeperen tot kleine riviertjes, waaraan namen worden gegeven. Stroomopwaarts van het dorp Broxeele vertakt de IJzer zich in een netwerk van naamloze grachten. Als we de arm volgen met de langste loop, de grootste hoogteligging, het grootste afvoerbekken en het grootste debiet, dan komen we uit op de Haeneberg (35 m), nabij het gehucht Le Long Champ in de gemeente Lederzeele. ‘Source Yser’, schilderde iemand er bij een poel op straat. Toch blijft de bron van de IJzer wellicht nog lange tijd onderwerp van meningsverschillen in boeken, tijdschriften en tussen lokale gemeentebesturen. In verband met de naamgeving van de IJzer wordt wel eens gezegd dat stroomafwaarts Wylder (Frankrijk) de rivier eigenlijk Peene genoemd zou moeten worden. Nabij Wormhout mondt immers een gelijknamige beek in de IJzer uit, die breder en langer is en een groter debiet heeft dan de IJzer zelf. Ook over deze kwestie is reeds heel wat inkt gevloeid. Het pleit is beslecht in het voordeel van de IJzer. Al weet niemand eigenlijk waarom...



5. DE ONTWIKKELING VAN HET IJZERBEKKEN


In de ontstaansgeschiedenis van het IJzerbekken kunnen twee fasen onderscheiden worden: de ontwikkeling van de bovenloop, van bron tot nabij Diksmuide, die zeer ver in de tijd teruggaat, en de vorming van de benedenloop, van Diksmuide tot de monding in de Noordzee, die van recentere datum is. De bovenloop heeft zich volledig spontaan ontwikkeld. De benedenloop is voor een groot deel getekend door mensenhand.


5.1. De vorming van het hydrografische net


Het hydrografische net van Noord-België vertoont een opmerkelijk patroon. De bovenlopen van de IJzer, Leie, Schelde, Dender, Zenne, Dijle, Gete, Herk en Demer lopen parallel in zuidzuidwest-noordnoordoostelijke richting met haaks daarop oostelijke en westelijke zijrivieren. De afstand tussen de waterlopen is min of meer constant en bedraagt gemiddeld 30 kilometer. Met spreekt van een asymmetrisch leiboompatroon. Men neemt aan dat het ontstaan van het huidige rivierenstelsel een spontaan gevolg is van de terugtrekking van de Diestiaanzee, de laatste Tertiaire zee die zo’n 7 miljoen jaar geleden grote delen van Vlaanderen en Noord-Frankrijk overspoelde. De kustlijn verliep van west naar oost, van Liques en de Vlaamse Heuvels over Halle tot Hasselt. Onder invloed van de opheffing van Artesië, een basculebeweging die het gebied ten noorden van Antwerpen deed inzakken, trok de Diestiaanzee zich terug in noordoostelijke richting. Op het pas ontblote, noordoostwaarts hellende postdiestiaan emersievlak vloeide het neerslagwater spontaan af in noordoostelijke richting. De welvingen en de hardheid van de onderliggende Tertiaire lagen beïnvloedden mee de weg die het water volgde. De kleine beekjes verenigden zich tot enkele hoofdtakken, die op min of meer constante afstand van elkaar naar de zich terugtrekkende zee liepen. Er zijn geen bewijzen dat de oriëntatie en ligging van de rivierlopen zou beïnvloed geweest zijn door quar- taire tektoniek of breukwerking. Op het eind van het Tertiair (ongeveer 2 miljoen jaar geleden) was het zeepeil reeds een flink stuk gedaald. De IJzer en zijn zijbeken hebben in de dikke laag Ieperiaanse klei brede en diepe rivierdalen uitgeschuurd. Ook intense chemische verwering, als gevolg van het warm en vochtig klimaat, heeft een grote invloed gehad op de vorm en het uitzicht van het landschap.


5.2. Ontwikkeling van de bovenloop van de IJzer


Het Pleistoceen of Quartair (2 miljoen tot 10.000 jaar geleden) is een geologische periode met enorme klimaatwisselingen. IJstijden en interglacialen wisselden elkaar af. Door de lage zeespiegelstand tijdens de ijstijden (grote hoeveelheden water werden vastgehouden in reusachtige ijskappen en gletsjers), konden de rivieren hun erosiebasis verlagen en zich zeer diep insnijden. De regressieve erosie die daarmee gepaard ging, deed de valleihoofden van de rivieren fel terugschrijden. Er ontwikkelde zich een uitgestrekt netwerk van brede en diepe valleien. Dit landschap wordt ‘de Vlaamse Vallei’ genoemd. Tegelijkertijd werden door hevige noordwestenwinden vanuit de droogliggende Noordzee grote hoeveelheden zandig en lemig materiaal aangevoerd en afgezet. Deze niveo-eolische sedimenten vulden voor een deel de diepe rivierdalen op en verzachtten hierdoor het reliëf. De afwisseling van insnijding en opvulling heeft geleid tot de vorming van rivierterrassen. De studie van deze terrassen in het IJzerbekken leidde onder meer tot de veronderstelling dat de IJzer waarschijnlijk niet steeds zijn oorsprong heeft gehad in het gebied waar hij thans ontspringt. Reeds in 1905 beweerde Briquet dat de IJzer zijn oorsprong had in de Boulonnais, meer bepaald in de depressie van Liques. In deze zuidwest-noordoost georiënteerde depressie bevindt zich nu de bovenloop van de Hem, een kleine rivier die ontspringt aan de noordrand van het krijtplateau van Artesië. De huidige IJzervallei ligt dus in het verlengde van de insnijding van de bovenloop van de Hem. Men vermoedt dat de Hem dus ooit de bovenloop van de IJzer vormde. Of deze rivier rechtstreeks in zee uitmondde dan wel een zijrivier van de toenmalige Leie was, valt moeilijk uit te maken. In elk geval werd de IJzer (Hem) in het Atlanticum (Holoceen, quartair, 7.500 tot 4.000 jaar gele- den) onthoofd of afgetapt door terugschrijdende erosie van een rivier die in zuidnoordrichting liep en nabij het huidige Dunkerque in de toenmalige Noordzee uitmondde. Uit de vroegere bovenloop van de IJzer ontstond een nieuwe rivier, de Hem, die rechtstreeks naar zee stroom- de. De IJzer verloor een stuk van zijn bovenloop.


5.3. Vorming van de kustvlakte en de benedenloop van de IJzer


Het ontstaan van de Belgische kustvlakte is het resultaat van de zeespiegelstijging tijdens het Holoceen (10.000 jaar geleden tot nu), als gevolg van het afsmelten van de ijskappen in noordelijk Europa. Ook de benedenloop van de IJzer, de voornaamste rivier in de kustvlakte, heeft in die periode zijn huidige vorm gekregen.

Opmerkelijk bij de benedenloop van de IJzer is zijn geringe lengte en de plotse afbuiging naar zee voorbij Diksmuide. Eén en ander leidde geomorfologen ertoe te veronderstellen dat de IJzer oorspronkelijk voorbij Diksmuide in noordoostelijke richting vloeide, om nabij het huidige Zwin in zee uit te monden. Bepaalde grindterrassen in de omgeving van Brugge zouden met de oude loop van de IJzer in verband kunnen worden gebracht. Een enkele auteur stelt zelfs dat deze theorie meteen ook de oorsprong van het Zwin-estuarium verklaart, als intersectiepunt van de oude IJzerloop met de zeekust.


5.3.1. Boreaal (begin Holoceen, 8.500 tot 7.500 jaar geleden)


In het Boreaal stond het zeepeil nog vrij laag. Door de geleidelijke opwarming begonnen de permafrostbodems te ontdooien en kon de erosie haar activiteit hervatten. In de westelijke kustvlakte werden een aantal vrij nauwe en diepe riviervalleien uitgeschuurd. Dit Boreaal valleienstelsel was in de omgeving van het huidige Lo zeer sterk vertakt. Het is mogelijk dat de IJzer één van deze valleien heeft gevolgd. Latere (mariene) afzettingen vulden dit stelsel weer volledig op. Als gevolg van het rijzen van de zeespiegel steeg ook het grondwaterpeil in de kustvlakte. Door deze algemene vernatting ontwikkelde zich een veenmoeras.


5.3.2. Atlanticum (7.500 tot 4.500 jaar geleden)


Vanaf omstreeks 7.000 jaar geleden kwam de zee opnieuw flink opzetten. Tijdens de zogenaam- de Flandriaanse transgressies drong de zee het land binnen langs de laagst gelegen gedeelten en reikte via de Boreale valleien vrij ver landinwaarts. Het kustgebied evolueerde tot een met getijdengeulen doorsneden (zand)wadgebied. Eén van de belangrijkste geulen was de Ave- kapellegeul, die over Avekapelle in de richting van Diksmuide vloeide. Een tweede geul was een vertakking van de Avekapellegeul, ten zuiden van Veurne. Ze liep door in de richting van Bulskamp. Ook ten oosten van Nieuwpoort kwam een getijdengeul voor, die zich opsplitste in een zuidelijke tak en een oostelijke tak: de Spermaliegeul. In de opslibbende lagunes verminderde het zoutgehalte van het water. Er kwam een rietvegetatie tot stand, die zich ontwikkelde tot een uitgestrekt kustveenmoeras, dat omstreeks 4.200 jaar geleden de gehele toenmalige kustvlakte bedekte. De relatieve rust in het gebied en de verzoeting van het milieu zijn te danken aan de aanwezigheid van een gordel van zeewerende duinen langs de kust. De Oude Duinen van Adinkerke- Ghyvelde zijn er waarschijnlijk een overblijfsel van. De Aveka- pellegeul bleef lange tijd in verbinding met de zee en liep in zuidoostelijke richting tot nabij Diksmuide, om vervolgens in zuidwestelijke richting af te buigen. Ten zuidwesten van Lo vervoegde de geul de vallei waarin thans de IJzer vloeit. Vermoedelijk moet de IJzer ongeveer 4.000 jaar geleden via de Avekapellegeul een uitweg hebben gevonden, om ten noorden van Veurne in zee uit te monden. Tussen 3.300 en 3.000 jaar geleden kwam de veengroei tot een einde. De oorzaak waren de indirecte gevolgen van een nieuwe mariene transgressie: plotse stijging van het grondwaterpeil, verzilting. Het wad- en schorrengebied breidde opnieuw uit in landwaartse richting.


5.3.3. De Duinkerke-transgressies


Vanaf omstreeks 2.000 jaar geleden teisterden krachtige stormvloeden onze kusten. Gedeelten van de beschermende duinengordel werden weggeslagen, via de getijdengeulen kwam brak water tot ver landinwaarts en overspoelde de veengebieden. De mariene transgressies verliepen gefaseerd over enkele honderden jaren en worden de Duinkerke-transgressies genoemd. Het is waarschijnlijk in deze periode dat de benedenloop van de IJzer stroomafwaarts Diksmuide in grote lijnen zijn huidige vorm heeft gekregen. Het gedeelte tussen Mannekensvere en de monding in zee maakte deel uit van de Spermaliegeul. Tussen Diksmuide en Mannekensvere zou een meer oostelijk gelegen geul de Avekapellegeul onthoofd hebben. De benedenloop van de Avekapellegeul werd door de IJzer verlaten en slibde dicht. De IJzer vervolgde zijn weg via de westelijke tak van de Spermaliegeul.




5.3.4. De Middeleeuwen


Tussen de 8ste en de 11de eeuw verlandde de kustvlakte. Een nieuwe duinengordel werd gevormd. Vanaf de 10de - 11de eeuw kwamen de eerste cultuurnamen en inpolderingen tot stand: het Oudland. De eerste, defensieve dijken werden aangelegd, en wel loodrecht op de kustlijn. In de 11de en de 12de eeuw zijn er nog een paar kortere en meer lokale verstromings- fasen geweest, gezamenlijk aangeduid als de Duinkerke III-transgressie, die echter in hun effect beperkt waren door de dijken. De zeewerende duinen werden opnieuw gedeeltelijk vernield en nabij Nieuwpoort greep langs het IJzerestuarium een belangrijke zeedoorbraak plaats, waarbij ten zuiden en ten oosten van Nieuwpoort opnieuw een krekensysteem werd gevormd. Door systematische indijking werd sinds het einde van de 11de eeuw het overstroom- de gebied grotendeels teruggenomen: het Middelland. Geleidelijk aan vormde zich de actuele duinengordel over de hele lengte van de kust. In de 12de eeuw werd rond het inbraakgebied bij Nieuwpoort een dijk opgeworpen, zodat het achterliggende schorrengebied geheel droog kwam te liggen: het Nieuwland.
In de 13de eeuw bestond het mondingsgebied van de IJzer uit twee geulen, gescheiden door een zandplaat. Toen omstreeks 1300 het westelijke vloedgat door de mens werd drooggelegd, kwam de IJzer in zijn huidige bedding te liggen, ter hoogte van de actuele havengeul. Vanaf de volle Middeleeuwen laat de natuur het werk over aan de mens. Inpolderingen, bedijkingen, recht- trekkingen, baggeringen en oeververdedigingswerken geven de IJzer zijn huidige uitzicht en vorm. Getuigen van de lange wordingsgeschiedenis van de IJzer en de westelijke kustvlakte vinden we vandaag in de ondergrond en in het kleine slikken- en schorrengebied De IJzermonding.


SELECTIEVE BIBLIOGRAFIE


- BAETEMAN, C. (1981), De Holocene ontwikkeling
van de Westelijke kustvlakte (België),
proefschrift V.U.B., Brussel, 297 p.
- COPPIETERS, E., JANSENS, C. (1920), Le Bassin
de l’Yser, Volksdrukkerij, Gent, 205 p.
- CORNET, J. (1904), L’évolution des Rivières
belges, H. Vaillant-Carmanne, Liège, 242 p.
- DE FLOU, K. (1935), Woordenboek der
Toponymie van Westelijk Vlaanderen,
Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek,
de Graafschappen Guivies en Boulogne, en
een gedeelte van het graafschap Ponthieu,
XVIII, J. Desmet, Brugge.
- GYSSELING, M. (1960), Toponymisch woordenboek
van België, Nederland, Luxemburg,
Noord-Frankrijk en West-Duitsland (voor
1226), I, B.I.C.N., Brussel.
- NAGELS, A., SCHNEIDERS, A., WILS, C. (1992),
Onderzoek naar de verspreiding en de typologie
van ecologisch waardevolle waterlopen
in het Vlaamse Gewest, IJzerbekken,
U.I.A., Antwerpen, 113 p.
- PROVOOST, T. (1990), Bijdrage tot de geografie
van de IJzer, licentiaatsverhandeling U.G.,
212 p.
- TAVERNIER, R., DE MOOR G. (1974), L’évolution
du bassin de L’Escaut, Société Géologique
de Belgique, Liège, 104 p.
- TERMOTE, J. (ed.)(1992), Tussen land en zee.
Het duingebied van Nieuwpoort tot De
Panne, Lannoo, Tielt, 264 p.
- VANHUYSE, A. (1989), Het brongebied van de
IJzer, Bachten de Kupe, afl. 2, 53-60.
- VERHULST, A. (1964), Het landschap in Vlaanderen
in historisch perspectief, De Nederlandse
Boekhandel, Antwerpen, 128 p.
- VERHULST, A. (1959), Historische geografie van
de Vlaamse kustvlakte tot omstreeks 1200,
B.G.N., deel 14, afl. 1, 37 p.
- WERY, J. (1908), Excursions Scientifiques I,
Henri Lamertin, Brussel, 223 p.

T. Provoost
Kasteelstraat 6/1
8600 Diksmuide


Geograaf-planoloog
West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije
Tijd vzw
Provinciehuis Abdijbeke
Abdijbekestraat 9
8200 Sint-Andries/Brugge


De tijdschriften WATER en ENERGIE & MILIEU worden uitgegeven door de vzw WEL - Marktplein 16, 2110 Wijnegem. Tel. 03/353.72.53.